· 

Op weg naar Suwarrow

Na drie heerlijke maanden, die best drie keer zo lang hadden mogen duren, nemen we afscheid van drie (van de vijf) archipels van Frans-Polynesië. Met meer pijn in het hart dan ooit tevoren. Hier vielen we als een blok voor de natuur, voor de mensen, voor de sfeer, voor het fruit, voor de kleuren, voor het weer en zoveel meer.

Het einde van het zeilseizoen nadert ook hier met rasse schreden. We hoeven geen beschutting te zoeken tegen vorst en snijdende zuidwesters, hier zijn het orkanen waarvan je probeert weg te blijven. Wij kozen ervoor om in Nieuw-Zeeland te schuilen en moeten stilaan richting zuidwesten.

Suwarrow stond al voor ons vertrek op de favorietenlijst. Het is geen evident atol om aan te lopen, het ligt immers niet op de standaard route naar Nieuw-Zeeland waardoor het volledig gespaard blijft van ander toerisme dan de cruisers die de omweg maken. Er zijn geen winkels, geen wegen (ook geen auto's), geen lodges, café's of restaurants. Het is een natuurreservaat en behalve de twee parkwachters, onbewoond. Je komt hier in de eerste plaats naartoe voor de ongerepte natuur. De variatie aan vogels is ongezien en het water in en rond het atol behoort tot een van de helderste ter wereld met een zichtbaarheid onder water van 30m en meer (ter vergelijking, in de Schelde zie je soms amper 30cm ver) waarin duiken tot een nieuwe dimensie wordt verheven.

Suwarrow ligt een kleine 700 mijl van Bora Bora af en ook het volgende bewoond eiland dat wij daarna aandoen, is een week varen. We hebben Vaguebond dan ook bevoorraad als voor een grote oversteek want we zullen bijna een maand onderweg zijn zonder winkels tegen te komen.Er zit ook extra fruit en groenten in de koelkast dat hopelijk goed blijft tot we er zijn, de rangers worden maar twee keer per jaar bevoorraad en vers is naar het schijnt een heel erg welkom iets.

Maar eerst die 688 mijltjes. We schatten er zo'n vijf of zes dagen over te varen, afhankelijk van wat de wind gaat doen.

Dat hij pal van achter komt is zeker, niet meteen Vaguebonds en onze favoriete koers maar met de passaatzeilen schieten we goed op. Enkel de hoge deining doet ons soms door de boot vliegen, Ivan wordt zelfs knock-out geslagen wanneer zo'n golf de bakskist op zijn hoofd laat knallen... Op het eerste zicht doet hij niet vreemder dan anders.

Gelukkig maakte ik op voorhand al een hoop eten. De eerste dagen geen gevecht met rondvliegende ingrediënten, ontsnappende koelkastitems en glijdende snijplanken. Potje uit koelkast in potje op vuur, roeren, klaar!

Dag 1 klokken we af op 126 mijl, met weinig wind. Onze tweede dag zetten we 168 mijl op de teller met een daggemiddelde van 7 knopen, niet slecht! Ook dag 3 varen we 170 mijl in de goede richting.

's Avond ziet Ivan met lede ogen Bubbels op de bimini landen. Na wat heen en weer gewaggel (hoe blijft zo'n beest zitten met die eendepootjes op een rollende boot???) vindt hij zijn plekje. Hij begint onmiddellijk zijn toilet te maken en wanneer de zon onder gaat steekt hij zijn kopje onder zijn vleugel en kan zijn rustige nacht beginnen.

We leerden al eerder dat boobies zeilboten als hun persoonlijke badkamerlimousine beschouwen en met geen (figuurlijke) stokken, (felle) flashlights, (loeihard) getoeter of (luid) klapperende zeilen weg te jagen zijn. We geven het dan ook op en Ivan kuist de vogelstront weer gelaten weg.

Op onze derde dag verschijnen er (diesel-)wolken in onze zeilhemel. Ettelijke uren zoeken later en bijna misselijk van de stank vindt Ivan de vermoedelijke boosdoener : een lekkende lasnaad in de dieseltank. Dit is ernstig, we hebben geen 200l aan lege bidons en kunnen de tank dus niet leegtrekken. We zitten in 'the middle of nowhere', zonder lasser. De tank lekt zachtjes maar toch gestaag dus elke twee uur wordt het volgende plasje weggesopt en in een fles gegoten. Wanneer de deining wat afneemt, mindert het lekken maar we zijn nog meer dan 2000 mijl van Nieuw-Zeeland verwijderd en onze diesel is kostbaar. Misschien weet iemand op het ssb-netje een oplossing.

Ondertussen merkten we ook dat we de kotterschoot al enkele dagen langs de reling lieten schavielen en die bijna door is en ook een touwtje van Sam is bijna doormidden net als de genuaschoot op de plek waar de boom altijd zit. Als dan ook nog de downhoal van de genuaboom lost, beginnen we het toch op ons systeem te krijgen, het mag gaan stoppen!

Op onze vierde ochtend liggen we vlak naast Omweg die anderhalve dag voor ons vertrok (wat zeilt onze Vaguebond toch fantastisch!) en kunnen we gezellig over de VHF babbelen. Geweldig om aan de andere kant van de wereld, op weg naar een onooglijk atol, in het midden van de oceaan te kunnen babbelen in het Nederlands!

Ilona en Frans blijken deze overtocht al twee dagen langer zat te zijn, wisten ook zij veel dat het nog maar het begin was...

Vrijdagmorgen beginnen we met de kotterfok naar beneden te sleuren. Achter ons zit een zwarte squall, volgens Frans' meting op de radar eentje van 8 mijl diameter. Een joekel! Gelukkig passeert hij net achter ons en krijgen we niet meer dan 30 knopen wind. De rest van de dag is het huilen met de pet op, al zie je tussen de ontelbare onophoudelijke buien onze tranen niet eens. De wind draait naar alle kanten of valt helemaal weg. Tegen de avond draait de wind helemaal op kop en laat Vaguebond tegen een rotdeining inbeuken. Het stampen van de boot op de korte golven zorgt ervoor dat de diesel er nog sneller uitloopt en we nu ook met bilges vol diesel zitten. Ivan ademt ondertussen diesel uit al zijn poriën. Gelukkig is douchen geen probleem, er komen genoeg brekers over die alles afspoelen.

In koken heb ik helemaal geen zin, nog minder wanneer blijkt dat ons noodvoer, aiki noodles, aan de vervaldatum zit. Komt me dat even goed uit! We krijgen een wandeling door oriëntaalse tuinen als avondmaal, op Omweg wordt helemaal niet meer gekookt. Voor ons is het kookregime een graadmeter, ik sta erop elke avond warm eten te maken en kan onder vrijwel alle omstandigheden koken, dat ik het nu niet doe zegt genoeg.

Onze laatste nacht varen we parallel met Omweg op motor, af en toe helpt de genua om onze snelheid op te drijven. Voor een keer vinden we het niet erg te moeten motoren, elke liter diesel die we verbruiken kan niet meer in de bilges lekken! Met nog 70 mijl te gaan hopen we alle vier dat we morgen voor zonsondergang binnen zijn, we hebben het echt wel gehad nu. De laatste Karmeliet die in de koelkast ligt zal meer dan verdiend zijn!

Maar wat een beloning krijgen we als we iets na de middag de pas van het atol naderen. We krijgen meteen een Kauehi-gevoel : dit is het! We kunnen zelfs op een diepte van 20m de bodem zien en het hele Caran d'Ache-assortiment doemt weer voor ons op.

De pas lijkt nog even heftig te worden maar daar bleef het bij, eens binnen en ons anker gedropt is ons paradijs weer perfect! We krijgen een warm welkom van onze eerste huishaai en worden meteen op het strand uitgenodigd voor de sundowner.

Het zal weer moeilijk worden om te vertrekken, zoveel is al duidelijk! Heel moeilijk!